zaterdag 12 juni 2010 / de Volkskrant /

Recensie

Niet elke tijger hoef je te beschermen

Recensie: The Plundered Planet – How to Reconcile Prosperity With Nature van Paul Collier.

Het is wellicht de grootste uitdaging van de eenentwintigste eeuw: het beëindigen van de dodelijke armoede waar een op de vijf wereldburgers in leeft, zonder het mondiale milieu definitief om zeep te brengen. Arme landen kunnen niet op dezelfde manier rijk worden zoals wij dat hebben gedaan. De aarde kan domweg niet een tweede explosie van CO2 verdragen, bijproduct van de goedkope brandstoffen als kolen en olie die onze lange mars naar welvaart mogelijk maakte. Tegelijkertijd hebben juist arme landen – van Angola tot Venezuela – grote voorraden olie en andere grondstoffen tot hun beschikking waarmee zij hun economische ontwikkeling kunnen financieren. Daarnaast willen arme en opkomende landen (China, India) die geen fossiele brandstoffen herbergen, ook graag gebruik maken van goedkope brandstoffen, net als wij hebben gedaan.
Is mondiale welvaart te verenigen met natuurbehoud? En zo ja, hoe kunnen arme landen hun grondstoffen verzilveren zonder te verzanden in burgeroorlog, corruptie en milieudegradatie, zoals we de afgelopen decennia maar al te vaak hebben gezien? In The Plundered Planet – How to reconcile prosperity with nature geeft Paul Collier met een voor economen zo kenmerkend enthousiasme voor overzichtelijke formules het antwoord: ‘natuur + technologie + regulering = welvaart’.
Paul Collier is een van ‘s werelds meest vooraanstaande ontwikkelingseconomen. De hoogleraar uit Oxford was eerder hoofd van de onderzoeksafdeling van de Wereldbank en adviseert op het hoogste niveau verschillende regeringen en de Verenigde Naties. Zijn boeken worden gelezen en geprezen door bijvoorbeeld Ban Ki-moon (secretaris-generaal van de VN), Larry Summers (voormalige Amerikaanse minister van Financiën) en George Soros (mega-investeerder en filantroop). Collier is vooral gevierd vanwege zijn The Bottom Billion (2007). Dit boek buigt zich over de vraag hoe ‘de onderste miljard mensen’ de armoede kunnen ontstijgen, en was – om met The Economist te spreken – gedoemd een klassieker te worden. De term ‘bottom bilion’ is nu gemeengoed onder wetenschappers, beleidsmakers en geëngageerde ondernemers. Met The Plundered Planet stelt Collier zichzelf een nog ambitieuzer doel: het creëren van welvaart voor iedereen zonder de natuur uit te putten.
‘Het onvermogen om natuurlijk kapitaal aan te wenden, is de allerbelangrijkste gemiste kans op economische ontwikkeling’, schrijft Collier. Het belang van grondstoffen is veel groter dan bijvoorbeeld ontwikkelingshulp (‘een onderwerp waar honderd of duizend keer meer over geschreven is’), om de eenvoudige reden dat de opbrengsten van grondstoffen veel groter zijn. Arme landen moeten hun natuurlijke rijkdommen – van olie tot diamanten – dan ook in versneld tempo ontginnen. Collier schat dat in Afrika slechts twintig procent van alle onderaardse rijkdommen in kaart is gebracht; in het koperrijke Zambia is bijvoorbeeld nog nooit een mijn geslagen die verder dan vijftien kilometer van een bestaande weg ligt. Arme landen moeten deze schatten verzilveren en de opbrengsten investeren in de modernisering van hun economie. Collier weet als geen ander dat dit makkelijker is gezegd dan gedaan, en in een aantal taaie hoofdstukken beschrijft hij (eigen) onderzoek en daaruit voortvloeiende aanbevelingen hoe olie en andere door god geschonken schatten voor een arm land geen vloek maar een zegen kunnen zijn. Er is geen eenvoudig panacé, meer een ‘keten van de juiste beslissingen’, variërend van meer geologische kennis, transparantie over de baten en het juiste belastingregime voor oliemaatschappijen en mijnbouwers.
Ook vruchtbare landbouwgronden zijn in veel arme landen niet ten volle benut. Grootschalige landbouw heeft het Westen veel welvaart gebracht, maar wordt arme landen onterecht onthouden, niet in de laatste plaats door de populaire misvatting dat arme Afrikanen en Aziaten het best af zijn als zij hun eigen voedsel verbouwen. ‘Romantische milieubeschermers’, waarbij prins Charles het herhaaldelijk moet ontgelden, staan broodnodige technologische innovaties in de weg, zoals genetisch gemodificeerde gewassen. Juist in Afrika en Azië zouden versleutelde gewassen de landbouwproductie tot niveaus kunnen brengen die onontbeerlijk zijn voor de almaar uitdijende wereldbevolking, die ook nog eens toenemende mate in steden zal leven, en dus geen landbouwgrond meer tot hun beschikking heeft.
Meer grondstoffen ontginnen, grootschalige landbouw bevorderen – leidt dat niet tot die tweede explosie van broeikasgassen? Niet noodzakelijk, zegt Collier, die klimaatverandering als een grote economische bedreiging ziet voor met name Afrika. Internationale afspraken en economische mechanismen kunnen klimaatverandering beheersbaar houden. Collier pleit voor een mondiale belasting op CO2-uitstoot ‘die voor iedereen, waar dan ook, gelijk is’. Vervuilende producten worden duurder en dus zullen bedrijven in schone technieken investeren. Kernenergie is een aantrekkelijk alternatief zolang wind- en zonne-energie nog niet rendabel zijn. En als ‘iedereen relatief beperkte aanpassingen doorvoert’ is CO2-arme economische groei ‘heel goed haalbaar’, schrijft Collier in wat duidelijk niet het sterkste hoofdstuk is – al was het maar omdat onbesproken blijft hoe arme landen kunnen profiteren van hun grondstoffen als die ineens veel duurder worden door een forse CO2-belasting.
Paul Collier schrijft helder en hij poneert verschillende interessante ideeën. Ook prettig is zijn rationele in plaats van een emotionele benadering die zo nu en dan het werk vertroebelt van zijn collega’s Jeffrey Sachs (Common Wealth – Economics for a crowded planet) en Thomas Friedman (Hot, Flat and Crowded: Why the world needs a green revolution – and how we can renew our global future).
Maar de optimistische Collier (‘als economisch gedrag begrepen kan worden, kan het worden veranderd’) vertrouwt te veel op economische logica, gedachtenexperimenten en modelmatige versimpelingen. Soms is hij aan het dagdromen: om overbevissing tegen te gaan, moeten de internationale visrechten door de VN worden geveild, die met de opbrengsten hongersnoden kunnen bestrijden. Welke vissersnatie zou hiermee instemmen, los van de vraag of de VN hiertoe in staat zouden zijn? Ook zijn ethische bespiegelingen leiden soms tot bedenkelijke uitkomsten. Zo mag natuurbescherming geen doel op zich zijn. We leven niet in een museum, en we hoeven niet ‘elke tijger, elke boom’ te beschermen. De mens heeft het recht zich natuurlijke hulpbronnen toe te eigenen. Als we natuurlijk kapitaal opmaken, moeten we ze vervangen voor iets van gelijke waarde voor onze kinderen door de opbrengsten goed te investeren. Dat geldt voor ijzererts of olie, maar ook – het staat er echt – voor regenwoud. Het is dus gerechtvaardigd de Amazone om te hakken zolang we van de opbrengsten prachtige steden bouwen waar onze kinderen in kunnen wonen en werken. Dat is geheel in tegenspraak met die veelbelovende ondertitel: ‘how to reconcile prosperity with nature’.

 

Recensie / Review
Paul Collier: The Plundered Planet – How to Reconcile Prosperity With Nature
Allen Lane
271 pagina's, €33,--
ISBN: 9781846142239

©