woensdag 2 oktober 2019 / Vrij Nederland / Foto: Pablo (cc) via Flickr

"Het bbp is het machtigste cijfer ter wereld, maar bijna niemand weet wat het echt betekent"

Het bruto binnenlands product (bbp) is met afstand het invloedrijkste cijfer ter wereld. Maar het meet alleen de economische activiteit in een land, niet het welzijn van de inwoners. Dat kan beter, denkt econoom Rutger Hoekstra. Hij ging op zoek naar een nieuwe maatstaf.

Vier keer per jaar komt een groep ambtenaren bijeen in een zwaarbeveiligde kamer op 4600 Silver Hill Road, Maryland, Verenigde Staten. Tijdens de bijeenkomst is elk contact met de buitenwereld verboden. Alle computers zijn afgesloten van het internet en de enig aanwezige telefoon wordt bewaakt door een speciaal daartoe aangewezen beveiligingsbeambte. Wie de kamer wil verlaten, heeft toestemming nodig van een hogergeplaatste.

De aanwezige ambtenaren buigen zich over rapporten vol met tabellen en cijferreeksen. In de loop van de dag komen ze tot een korte, gezamenlijke verklaring, die vervolgens door een select groepje topambtenaren wordt goedgekeurd. Zij sturen dat door naar een zeer invloedrijke adviseur van de president van de Verenigde Staten, die het op zijn of haar beurt weer naar de president stuurt, mocht daartoe aanleiding zijn.

‘Het lijkt wel of we hier te maken hebben met een inlichtingendienst,’ schrijft econoom Rutger Hoekstra in zijn boek Replacing GDP by 2030, ‘maar deze ambtenaren zijn geen geheim agenten: het zijn statistici.’ Ze werken voor het Bureau of Economic Analysis, de Amerikaanse evenknie van het Nederlandse Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In volledige afzondering berekenen ze het bruto binnenlands product (bbp) van de Amerikaanse economie. Dit cijfer geeft de omvang van de economie weer, ook wel nationaal inkomen, en laat zien of die is gegroeid of gekrompen. Elk kwartaal wordt de procedure herhaald.

Zoveel mogelijk welzijn
Het bbp is met afstand het invloedrijkste cijfer ter wereld. Een kleine verandering kan aandelenbeurzen in een vrije val doen geraken, journalisten in vervoering brengen en regeringen omverwerpen. Voor meer dan tweehonderd landen wordt het bbp berekend en in een 772 pagina’s tellend handboek, opgesteld door de Verenigde Naties, wordt exact omschreven hoe dat moet worden gedaan. De Europese Unie eist van haar lidstaten dat ze hun bbp volgens dit handboek uitrekenen.

De invloedrijke econoom en Nobelprijswinnaar Paul Samuelson noemde bbp ‘een van de grootste uitvindingen van de twintigste eeuw’. Weinig mensen weten waar de superstar of indicators (dixit Hoekstra) precies voor staat, maar geen enkel cijfer in de wereld wordt door meer mensen in de mond genomen.

‘Het meet kortom alles, behalve dat wat het leven de moeite waard maakt.’

Weinig cijfers worden dan ook slechter begrepen dan het bbp. Want al wordt het vaak gebruikt als een maat voor welzijn of hoe ‘rijk’ een samenleving is, het geeft niets anders weer dan economische activiteit. Geestelijk vader Simon Kuznets waarschuwde er al voor: ‘Het welzijn van een natie kan nauwelijks worden afgeleid van een maat voor nationaal inkomen’. Zelfs dat vuistdikke handboek is er klip en klaar over: ‘Bbp wordt vaak gezien als een maat voor welzijn, maar dat is het niet.’

De hegemonie van het bbp leidt al enkele decennia tot felle kritiek. Iconisch zijn de woorden van senator Robert Kennedy, geuit in 1968: ‘Het bruto binnenlands product omvat luchtvervuiling en reclame voor sigaretten en de ambulances die op de snelwegen verkeersslachtoffers weghalen. Het rekent de speciale sloten voor onze deuren mee en ook de gevangenissen voor de mensen die ze stukmaken. Het bruto binnenlands product omvat de vernietiging van de cederwouden en het verlies van natuurlijke schoonheid (…). Het neemt toe met de productie van napalm en raketten en kernkoppen. Maar het houdt geen rekening met de gezondheid van onze gezinnen, de kwaliteit van het onderwijs of het genoegen dat we aan spelen beleven. (…) Het telt niet de schoonheid van onze poëzie mee of de kracht van onze huwelijken, noch de intelligentie van het publieke debat of de integriteit van ambtenaren (…). Het meet kortom alles, behalve dat wat het leven de moeite waard maakt.’

Talloze alternatieve indices – Hoekstra telt er enkele honderden, zoals de Human Development Index en de Measure of Economic Well-being – zijn ontwikkeld maar geen enkele vormt ook maar de minste bedreiging voor de alleenheerschappij van het bbp. Hoe kan dat? Waarom is het bbp zo invloedrijk? Waarom staat voor economen – maar ook voor de maatschappij als geheel – het maximaliseren van economische groei centraal, in plaats van het streven naar zoveel mogelijk welzijn? En hoe kunnen betere maten het bbp vervangen?

Het beste handboek op de markt
In Replacing GDP by 2030. Towards a Common Language for the Well-being and Sustainability Community geeft econoom Rutger Hoekstra (1974) antwoord op deze vragen. Het is een uitstekend gedocumenteerd en goed geschreven boek dat zowel economen als geïnteresseerde leken zal weten te boeien – de diepgang en reikwijdte staan toegankelijkheid voor een breed publiek niet in de weg. Bovendien is Hoekstra’s ‘road map’ overtuigend: een systeem van betere, mondiaal toepasbare maten voor welvaart en welzijn ligt binnen handbereik. Niet voor niets omarmt een groeiende schare economen en statistici zijn boek. Mathijs Bouman noemde het in Het Financieele Dagblad ‘het beste handboek op de markt’.

Volgens Hoekstra is de tijd rijp om het bbp van zijn troon te stoten. ‘Ik zie het als mijn persoonlijke missie om een betere maat voor welvaart en duurzaamheid internationaal aanvaard te krijgen.’

Hoekstra houdt zich al bijna twintig jaar bezig met het meten van welzijn, duurzaamheid en economische groei. Hij werkte onder andere voor het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), de Europese Commissie, de OESO, de Verenigde Naties, de Wereldbank en accountantsfirma KPMG. Hij was betrokken bij de ontwikkeling van de Monitor Brede Welvaart van het CBS, een rapport over het welzijn van Nederland op korte en lange termijn, en was staflid van de Commissie Brede Welvaart van de Tweede Kamer. Momenteel werkt hij als adviseur voor de Wereldbank en de statistische afdeling van de Verenigde Naties, waarbij het meten van welvaart in de brede zin centraal staat.

Wat is er mis met het bbp?
‘Niet zo veel. Het bbp is geen perfecte maat, maar het volstaat om de omvang van een economie uit te drukken. Het gaat mij vooral om de onevenredig grote aandacht die het bbp krijgt en daarmee de fixatie op economische groei. Veel mensen denken: wat is er mis met een grotere economie en meer inkomen? Het geeft je meer opties om je leven te leiden zoals je dat wilt – prima toch? Maar als we streven naar een zo groot mogelijk bbp, zouden we bijvoorbeeld het aantal vakantiedagen moeten inperken. We moeten immers zo veel mogelijk werken om zoveel mogelijk inkomen te vergaren zodat de economie en het bbp zo groot mogelijk worden. Sterker: een belangrijke reden waarom de Verenigde Staten een grotere economie per inwoner hebben, is dat ze minder vakantiedagen hebben.

Tot de val van de Berlijnse Muur hadden de communistische landen een eigen manier om het nationaal inkomen te berekenen.

Als ik het zo aan mensen uitleg, zien ze in dat sommige dingen goed zijn voor de economie, maar niet voor je welzijn. Dat geldt natuurlijk ook voor de grote milieuproblemen van deze tijd, zoals klimaatverandering en het verlies van biodiversiteit: economische groei gaat ten koste van de planeet. Welzijn – oftewel: een goed en mooi leven, voor de huidige en toekomstige generaties – vinden we belangrijk. Inkomen is slechts een middel, het is geen doel op zich. Waarom staat het vergroten van welzijn dan niet centraal in maatschappelijke en politieke discussies? Waarom heeft het meten van welzijn dan niet op z’n minst hetzelfde gewicht als het meten van het nationale inkomen?’

Misschien omdat welzijn een vaag begrip is? De omvang van een economie is concreet.
‘Dat is een misvatting: de omvang van een economie is niet concreet. Door de eeuwen heen hebben economen veel verschillende definities gehanteerd voor de “economie”. Tot de val van de Berlijnse Muur hadden de communistische landen een eigen manier om het nationaal inkomen te berekenen. Het bbp is een consensus, en als je het op een andere manier meet – dus als je andere dingen belangrijk vindt, bijvoorbeeld de waarde van onbetaald huishoudelijk werk of als je vindt dat onderwijs geen kostenpost is, maar een investering – kom je op een ander cijfer uit.

Daarnaast zijn er heel veel andere dingen die niet door het bbp worden gedekt – het milieu, sociale aspecten, ongelijkheid of kwaliteit van leven – onmiskenbaar belangrijk voor een maatschappij. Het gaat mij erom dat je al die zaken op een gelijkwaardigere manier moet meten, zodat we beter afwegingen kunnen maken. De publieke fixatie op bbp strookt niet met ons persoonlijk streven naar welzijn.’

Tegenstanders zullen zeggen: welzijn is een persoonlijke zaak en de economie een publieke aangelegenheid. Daarom besteden politiek en journalistiek veel aandacht aan het bbp en economische groei.
‘Dat lijkt voor de hand te liggen, maar het is een schijntegenstelling. Beslissingen die economische groei bevorderen, kunnen veel invloed hebben op ons persoonlijk welbevinden. Minder investeren in de zorg en meer investeren in infrastructuur om economische groei te bevorderen, beïnvloedt onmiskenbaar het nationale welzijn: zieken of mensen die zorg nodig hebben, gaan erop achteruit. Aan de andere kant profiteren werknemers en aandeelhouders van bouwbedrijven, net als de weggebruiker. En los van de verschuiving in inkomen is er dus ook een verandering in de verdeling van welzijn. Dat maakt welzijn wel degelijk tot een publieke zaak. Ik wil dat welzijn voorop staat en dat economische groei een middel is om dat te bereiken, indien nodig.’

In uw boek geeft u het voorbeeld van een arts die tientallen instrumenten tot zijn beschikking heeft, maar alleen een thermometer gebruikt om te vertellen hoe het met een patiënt gaat.
‘Precies. Een arts gebruikt voor zijn diagnose echo’s, bloeddrukmeters, bloedonderzoeken, thermometers, et cetera. Eigenlijk zijn al deze instrumenten imperfect, want ze geven maar een deel van het totaal weer. Maar gezamenlijk kunnen ze een goede diagnose geven. Stel nu dat jouw arts alleen een thermometer gebruikt. Zou je er vertrouwen in hebben? Uiteraard niet, maar blijkbaar vinden we het wel aanvaardbaar dat er maar één instrument is om te beoordelen hoe het met de maatschappij gaat: het bbp. Maar door te focussen op het bbp, komen niet alle maatschappelijke en milieuproblemen in beeld. Daarvoor hebben we meerdere instrumenten, oftewel indicatoren, nodig.’

Wat is de essentie van de blauwdruk die u in uw boek schetst?
‘Ik neem het succes van economen als leidraad. Door die internationale harmonisatie van het bbp hebben economen een krachtig vocabulaire ontwikkeld met woorden als “economie”, “consumptie” en “productiviteit”. Dat zijn nu universele begrippen die in de wetenschap en maatschappij gebruikt worden. Een dergelijk strak vocabulaire ontbreekt volledig als je het hebt over welzijn en duurzaamheid. Er zijn tientallen begrippen zoals brede welvaart, groene groei, duurzame ontwikkeling of circulair economie waar eigenlijk geen vaste definities voor bestaan. Het is dan ook niet zo gek dat mensen denken dat de economie concreet en objectief is en welzijn en duurzaamheid vaag.

In mijn blauwdruk moeten er definities en cijfers komen voor vier domeinen: milieu, maatschappij, economie en ongelijkheid. Vervolgens pas ik de principes toe van staathuishoudkunde, zoals: wat is de stand van zaken aan het begin van een periode en aan het eind? Mijn systeem is geen hogere wiskunde en over de precieze invulling kunnen we twisten. De kern is dat er een internationaal aanvaarde set van welzijns- en duurzaamheidsmaten komt.’

‘Tot begin jaren dertig wisten politici nauwelijks hoe groot de economie was en daar hadden ze ook nauwelijks behoefte aan: de economie regelde zichzelf, soms ging het goed, soms slecht.’

In uw boek schrijft u: ‘Het succes van het bbp is een bijproduct van het succes van macro-economie. Het zijn twee zijden van dezelfde munt.’
‘Als je de invloed van het bbp wilt begrijpen, moet je begrijpen waar de invloed van economen vandaan komt. Tot begin jaren dertig wisten politici nauwelijks hoe groot de economie was en daar hadden ze ook nauwelijks behoefte aan: de economie regelde zichzelf, soms ging het goed, soms slecht – daar kon je weinig aan doen. Pas in 1932, toen Roosevelt de New Deal introduceerde, wilde men weten wat de invloed was geweest van de Grote Depressie en hoe een herhaling kon worden voorkomen. Dus kregen economen de opdracht om de omvang van de economie te meten: het begin van het bbp.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog wilden politici weten hoeveel ze van de economie konden vragen ten behoeve van de productie van militair materieel, de zogeheten oorlogseconomie. Ook toen bleken economen en hun belangrijkste meetinstrument bbp heel nuttig te zijn. Saillant is dat er tussen betrokken economen veel strijd was over hoe het bbp moest worden gemeten en hoe niet. Een van de geestelijk vaders, Kuznets, trok er bijvoorbeeld zijn handen van af. Zoals ik aan het begin al zei: het bbp is geen objectief fenomeen maar een consensus.’

Hoe werd het bbp een maat die wereldwijd, dus ook buiten Amerika, gebruikt wordt?
‘Na de Tweede Wereldoorlog wilden de Amerikanen de effectiviteit van de Marshallhulp meten. Er werd zelfs een organisatie opgericht om economische groei in Europa te bevorderen: de OESO. Overigens was de grote Britse econoom John Maynard Keynes ook betrokken bij het ontwikkelen van het bbp, dus een louter Amerikaanse aangelegenheid was het niet.

Cruciaal was de opkomst van de Verenigde Naties, opgericht in 1946. Zij hielden zich ook bezig met economische ontwikkeling en omarmden het bbp. Sterker nog: dat dikke handboek waarin wordt omschreven hoe je bbp moet meten, werd opgesteld door de statistische afdeling van de VN. Hierdoor werd bbp geïnstitutionaliseerd en wereldwijd de standaard voor het meten van de omvang van een economie. Dit zijn dan ook cruciale lessen voor alternatieven voor het bbp: het moet een mondiaal aanvaarde en geïnstitutionaliseerde maat zijn.’

De huidige Nederlandse politiek is toch niet blind voor andere maten dan het bbp? Het CBS publiceert jaarlijks de Monitor Brede Welvaart, waarin zowel de economische als de ecologische en sociaal-maatschappelijke aspecten van welvaart worden belicht. Onlangs was er relatief veel aandacht voor De sociale staat van Nederland, jaarlijks uitgegeven door het Sociaal Cultureel Planbureau, met daarin ‘de belangrijkste ontwikkelingen in de kwaliteit van leven van Nederlanders’.
‘Dat zijn uitstekende publicaties, hoewel ik wat bevooroordeeld ben, want ik stond mede aan de wieg van de Monitor Brede Welvaart, haha! Maar ik wil een stap verder. Om te zorgen dat welzijnsmaten – een goed leven hier en nu, maar ook elders en later – net zo belangrijk zijn als het bbp, moeten dit soort cijfers geïnstitutionaliseerd worden. Als dat niet gebeurt, kan elk goed initiatief zo weer van het toneel verdwijnen, zo leert de geschiedenis. Welzijnsmaten moeten een vaste plaats krijgen bij het maken van beleid waarbij de vraag centraal staat: hoe vergroten we het welzijn? Wat dat betreft ben ik erg optimistisch over de Monitor Brede Welvaart. Je ziet de invloed ieder jaar toenemen. De Monitor heeft een vaste functie op de zogeheten Verantwoordingsdag en de Miljoenennota van dit jaar verwees maar liefst 39 keer naar “brede welvaart”. Dat zijn belangrijke prestaties.’

Nieuw-Zeeland experiment momenteel met de welzijnseconomie. Is dat wat u voor ogen hebt?
‘Ja, fantastisch wat ze daar doen. Het uitgangspunt van de nieuwe rijksbegroting is er niet economische groei, maar welzijn en een betere kwaliteit van leven. In dit experiment heeft de regering een aantal domeinen uitgelicht, waaronder het welzijn van kinderen. In Nieuw-Zeeland leven namelijk relatief veel kinderen onder de armoedegrens en komt relatief veel huiselijk geweld voor.

Nu vragen de premier en de minister van Financiën aan de andere ministers om beleid te ontwerpen dat het algemeen welzijn van kinderen verbetert. Een ander aandachtsgebied in dit experiment is de achtergestelde positie van Maori’s. Dit probleem waaiert breed uit over diverse portefeuilles en dus moeten meerdere ministers aan de bak om beleid te ontwerpen dat het welzijn van Maori’s vergroot.

In de rijksbegroting staat dus niet economische groei centraal, maar het vergroten van welzijn. Er zijn details die in het experiment beter kunnen, maar waar ik enthousiast van word is dát er geëxperimenteerd wordt.’

‘De Verenigde Naties moeten het voortouw nemen, al was het maar omdat zij het handboek voor bbp hebben opgesteld. Er wordt vaak afgegeven op de VN, maar hier zijn ze nu bij uitstek goed in.’

In 2030 moet het bbp vervangen worden door een set van welzijnsmaten, vindt u. Hoe bereiken we dat doel?
‘De Verenigde Naties moeten het voortouw nemen, al was het maar omdat zij het handboek voor bbp hebben opgesteld. Er wordt vaak afgegeven op de VN, maar hier zijn ze nu bij uitstek goed in. Neem het IPCC, het panel van klimaatwetenschappers. Klimaatwetenschap is een jong vakgebied en binnen een paar decennia is onder auspiciën van de VN consensus ontstaan over hoe je rapporteert over klimaatverandering en de uitstoot van broeikasgassen. De uitstoot van CO2-equivalenten is een mondiale maat geworden en ook de wetenschappelijke onderbouwing ervan is nu mondiaal aanvaard, op enkele klimaatsceptici na.

Een ander inspirerend voorbeeld zijn de Sustainable Development Goals (SDG’s), eveneens tot stand gekomen dankzij de VN. Dit is een set van zeventien doelstellingen, zoals armoedebestrijding, gezondheid, welzijn, goed onderwijs, gendergelijkheid, eerlijk werk en – jawel – economische groei. Er zijn daarnaast 169 onderliggende doelstellingen die tezamen de mondiale duurzame ontwikkelingsagenda voor 2030 vormen. Er is dus al enige consensus over wat welzijn is, die ook nog eens door alle VN-lidstaten wordt omarmd. Wat ontbreekt is een geïnstitutionaliseerd, uniform en internationaal aanvaarde set van welzijnsmaten. Maar als de Verenigde Naties daar eenmaal hun tanden inzetten, kunnen ze veel bereiken, zoals het IPCC en de SDG’s laten zien.’

U klinkt optimistisch.
‘We naderen een kantelpunt, denk ik. De geschiedenis van het bbp laat zien dat er druk nodig is om een maat geïnstitutionaliseerd te krijgen, zoals de Grote Depressie, de Tweede Wereldoorlog en de Marshallhulp. Ik zie dat soort druk voor een welzijnsmaat ook toenemen. Toekomstige welvaart, oftewel duurzaamheid, wordt steeds belangrijker. Klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit staan nu echt op de politieke agenda.

Het besef dat de economie niet ongebreideld kan groeien – zie het debat over stikstof in Nederland – vertaalt zich in beleid. Ook op sociaal gebied verandert het debat. Al die flexbanen en de daarbij behorende onzekerheid, worden we daar gelukkiger van? Jongeren vinden moeilijker een vaste baan, kunnen geen huizen kopen, krijgen steeds later kinderen en lijden vaker onder burn-outs. Willen we dat? Hoe verbeteren we hun welzijn? Ik zie, kortom, een langzaam maar gestaag groeiende behoefte aan het breder definiëren van welvaart dan economische groei alleen.’

‘Ga experimenteren met de welzijns-economie, net als Nieuw-Zeeland. Hoe ziet een welzijnsbegroting eruit? Hoe kies je de landelijke prioriteiten op basis van welzijn?’

Wat moet er morgen gebeuren? Wat moeten Nederlandse politici doen?
‘Ga experimenteren met de welzijnseconomie, net als Nieuw-Zeeland. Hoe ziet een welzijnsbegroting eruit? Hoe kies je de landelijke prioriteiten op basis van welzijn? Hoe evalueer je beleidsopties, bezien vanuit een welzijnsperspectief? Dit is allemaal onontgonnen terrein, dus gooi niet radicaal het roer om, maar doe het stap voor stap. Nederland kan zich ook aansluiten bij andere landen die stappen zetten in deze richting en binnen de VN pleiten voor het ontwikkelen van een internationale standaard voor het meten van welzijn en duurzaamheid.’

Goed, in 2030 is de hegemonie van het bbp vervangen door een set welzijnsmaten. Hoe anders ziet de wereld er dan uit?
‘De politiek houdt zich dan meer bezig met de echte behoeften van mensen. In de troonrede staat de vraag centraal hoe het met onze maatschappij gaat en de economie is slechts een van de vele onderwerpen die de revue passeren. Elk kwartaal worden cijfers gepubliceerd die welzijn in de brede zin van het woord meten, zoals ongelijkheid, demografische samenstelling, biodiversiteit, kwaliteit van leven, et cetera.

In talkshows zijn dit soort cijfers het nieuws van de dag: “Het welzijn van Nederland is er afgelopen jaar iets op vooruitgegaan, met name kinderen uit achterstandsmilieus hadden een hogere kwaliteit van leven, wat erop wijst dat het kabinetsbeleid om meer welzijn voor deze groep te creëren heeft gewerkt”. In de kroeg voeren mensen gesprekken over welzijn en duurzaamheid net zoals ze nu over de economie praten. Het hoogst haalbare zou zijn dat als iemand zegt “de economie is gegroeid”, dat zijn of haar gespreksgenoten dan zeggen “economie, economie… wat was dat ook alweer?”’

Rutger Hoekstra: Replacing GDP by 2030. Towards a Common Language for the Well-being and Sustainability Community, Cambridge University Press, € 27,99