donderdag 26 januari 2017 / Zilt /

Ontij en overmoed

Tijdens zijn eerste oversteek op eigen kiel raakt Evert Nieuwenhuis in de problemen voor de kust van Scheveningen. Hij is een van de 1529 watersporters waarvoor de KNRM in 2016 in actie kwam. Wat ging er mis?

Hier kun je het artikel in Zilt lezen (gratis). Onderaan deze pagina staat een pdf van het stuk zoals het in Zilt verscheen. 

Ik kijk over mijn schouder en zie een paar meter boven me de imposante boeg van de Kitty Roosmale Nepveu. We bevinden ons een paar mijl voor de kust van Scheveningen. Het is vijf uur in de ochtend, het begint te schemeren en de felle zoeklichten van de Kitty zijn op ons schip gericht.

Naast de stuurhut staat een vrijwilliger van de KNRM klaar om bij ons aan boord te springen. Bij elke golf komt de reddingsboot dichterbij, maar de golven zijn hoog en onstuimig. Met een angstvallige snelheid schiet de Kitty het golfdal in – richting ons.

“Dit gaat fout”, denk ik, “die reddingsboot knalt boven op ons!”
We zijn nog maar een paar meter van elkaar verwijderd en als een harde botsing onvermijdelijk lijkt, draait de reddingsboot in een vloeiende beweging schuin achteruit – een en al beheersing, alsof het niets is.

Volgende poging. Weer komt de Kitty dichterbij, en als we samen in een golfdal zitten, draait het schip razendsnel langszij en duwt ons beiden met een dot gas naar lij zodat we tegen elkaar aan blijven liggen. De vrijwilliger duikt met een judorol op de buiskap die terstond uit elkaar knalt. Nog voor we op de top van de volgende golf zitten, is de Kitty weer met flinke vaart schuin achteruit gevaren.

De pints van Pin Mill
Nog geen acht uur eerder voeren we opgewekt IJmuiden uit, klaar voor ons eerste oversteek naar Engeland op eigen kiel. Nu worden we voor dag en dauw door de KNRM in een ruwe zee en harde wind de haven van Scheveningen in gesleept. Wat ging er mis?

Ruim een jaar eerder kocht ik mijn Galatea, een Taling 32. Een prachtig en stevig schip, groot genoeg om mijn uitdijende gezin meer ruimte te geven én om een jongensdroom waar te maken: lange zeiltochten op zee en, wie weet, ooit oceanen. In de winter kregen de plannen voor een oversteek vastere vorm en het koste weinig moeite om vier vrienden enthousiast te krijgen. Op naar de pints van Pin Mill.

"Mwah, we reden het wel"
Op woensdag 1 juni 2016 is het zover. Op een zonovergoten dag varen we vanuit Durgerdam naar IJmuiden. We komen ’s avonds aan in de marina, waar we diesel tanken, ons klaar maken voor de nacht en naar het marifoonweerbericht luisteren. Hier maken we onze eerste fout: we nemen de gale warning (noord 6 tot 7) niet serieus genoeg. Met de Galatea heb ik vaker in windkracht zes en zeven gezeild en dat was pittig maar niet problematisch, houd ik mezelf voor. Voor het gemak vergeet ik dat dat op het Marker- en IJsselmeer was, niet de Noordzee. Ik overleg kort met Rob, mijn wingman met wie ik vaker op zee heb gezeild. Het komt wel goed, concluderen we, en anders gaan we na een uur weer terug.

Eenmaal in de havenkom merken we dat het harder waait dan we op het Noordzeekanaal gemerkt hadden. “Moeten we niet meer reven?”, vraagt Rob. Het begint al te schemeren, we hebben al een paar uur vertraging en ik wil nu gewoon eindelijk wel eens weg. De sirenen lokken ons.

“Mwah”, zeg ik. “Het is halve wind, we redden het wel. Op zee kunnen we ook altijd nog reven.” Tweede fout.

Heksenketel
Buitengaats poeiert het behoorlijk, maar het is te doen. Maar die golven! Wat een heksenketel! Al snel wordt het eerste bemanningslid zeeziek, en hoe. Na een half uur steek ik een extra rif. Het is donker, het schip klotst alle kanten op maar na lang geploeter zit het rif erin. In de kuip gaat het minder goed. Rob, die mij als schipper moet vervangen als ik slaap, is ook zeeziek. Hij is duidelijk niet zichzelf: hij houdt het schip niet op koers, geeft tegenstrijdige orders en zorgt eerder voor onrust dan rust.

De windvlagen worden harder, de golven hoger. We besluiten het derde rif te zetten, wat nog meer moeite kost dan het tweede. Na minstens een half uur is het gelukt en roep ik naar de kuip dat ze de motor moeten starten, zodat we kunnen opdraaien en aan de wind het zeil kunnen hijsen. De motor loopt even, maar valt snel weg. Nog een keer starten, weer uit. Een vuil dieselfilter kan het niet zijn; hij stottert niet en de motor is net gereviseerd, alle leidingen en filters zijn vervangen en de tank is schoongemaakt. Dit is een probleem.

Ik ga naar de kuip om even rust te nemen. Al snel besef ik: de rek is eruit. Het waait eigenlijk te hard, mijn achterwacht is zeeziek (hoe moet dat als ik ga slapen?) en de motor heeft panne (hoe komen we een Engelse haven in?). Rob doet een verstandig voorstel: laten we naar Scheveningen gaan.

Koud, nat en doodmoe
Het is middennacht geweest. De bemanning gaat slapen, en met een van mijn vrienden zeil ik op een ingerolde fok richting Scheveningen. We zijn bedrukt, maar eigenlijk zijn dit een paar prachtige uren. Het is een heldere nacht, de felwitte branding langs de kustlijn is goed te zien. De Galatea stuift door het water, al surfend over golven. Af en toe breekt er eentje in de kuip en bijna lachend verbazen we ons erover met hoeveel water en kracht dat gepaard gaat.

Om pak ‘m beet half vijf zijn we bij Scheveningen en roepen we de kustwacht op met de vraag of we naar binnen gesleept kunnen worden. Niet lang daarna vaart de Kitty Roosmale Nepveu naast ons.

Als de vrijwilliger van de KNRM aan boord is, begint voor mij het zwaarste gedeelte. Samen leggen we de sleeplijn klaar. Het anker moet onder de boegspriet vandaan, wat met deze golven bepaald niet vanzelf gaat. Het overvloedige buiswater druipt langs mijn kin mijn thermo-ondergoed in. We zijn zeker drie kwartier bezig, en de schipper van de Kitty maant ons dat we moeten opschieten: we verlijeren naar een ondiepte.

Ik ben koud, nat en doodmoe. Door de kapotte buiskap krijgen we golf na golf over ons heen. Het slepen duurt eindeloos, en de krachten die daarbij op de lieren (waarop de sleeplijn is bevestigd) en de rest van de boot komen, baren me zorgen. Dan horen we over de marifoon dat de schipper van de Kitty een tweede reddingsboot heeft opgeroepen. Hij vreest dat “dat scheepje” (wij dus) met deze zeegang niet veilig langs de pieren komt. Een zeeanker zal geen soelaas bieden, dus moet een stuurbootje ons op koers houden. Ik kan nog maar aan een ding denken: zo snel mogelijk naar binnen.

PANGGGG!!!
Vlak voor de pieren duikt het stuurbootje op. Er is geen tijd meer om een spruit te maken, en dus legt KNRM-man de lijn over mijn achterbolder. “Ik hoop dat hij het houdt!” zegt hij. De stuurboot geeft gas naar achter en… PANGGGG!!! De dikke sleeplijn breekt direct, maar mijn bolder houdt.

We passeren de pieren zonder problemen en ineens… is alles voorbij. Weg golven, weg gierende windvlagen. De Kitty brengt ons naar de jachthaven en schoorvoetend maak ik een praatje met haar schipper. Hij is allesbehalve belerend of boos. Volgens hem zijn motorstoringen een van de meest voorkomende oorzaken van acties ten behoeve van watersporters.

Bruidspaar
De volgende dag ruim ik de boot op en verbaas me hoe weinig schade er is: naast de buiskap is alleen een plankje van de boegspriet kapotgegaan. Een lokale monteur denkt dat de motor uitviel omdat het brandstofsysteem vacuüm was: in IJmuiden had ik de tank tot aan de vuldop gevuld, en daar kan de tankbeluchter niet tegen op. Een gaatje van een paar millimeter in de vulslang net onder de vuldop is de oplossing (wellicht, maar een paar maanden later zou de motor nog een keer uitvallen en pas na het monteren van een ander, beter passend dieselfilter heeft hij geen slag meer gemist).

Na dag opruimen en een lange nacht word ik wakker van luidruchtig motorgepruttel. Ik steek mijn kop uit het dekluik. De haven is doodstil en in een dikke mist gehuld. Al snel is duidelijk waar het motorgeluid vandaan komt: met een slakkengangetje vaart de Kitty Roosmale Nepveu langs ons. Op die grote, grijze boeg staat een bruid en bruidegom. Lachend zwaaien ze naar hun gasten op de kade.

 

Wat ik geleerd heb

  • We wilden te graag De sirenen van de zee riepen ons: na al die voorbereidingen moesten moesten en zouden we gaan. We hadden voor we het zeegat verlieten een pas op de plaats moeten maken en ons beter moeten voorbereiden op de harde wind, en misschien niet moeten uitvaren.
  • We hadden beter naar de weerkaarten moeten kijken Deze wind was vooraf voorspeld, en ik had deze voorspellingen met meer ervaren zeezeilers moeten doornemen. Ik besefte te weinig wat N6 tot 7 op de Noordzee betekent.
  • We hadden in de haven meer moeten reven Zoals de oude schipperswijsheid leert: als je aan reven denkt, is het tijd om te reven. Als we waren uitgevaren met een dicht gereefd zeil, hadden we een ruwe nacht beleefd maar waarschijnlijk zonder grote problemen de overkant gehaald (de motorproblemen hadden we daarmee niet voorkomen). Het reven op ruwe zee vergde veel van mij en de bemanning.
  • We hadden kunnen bijliggen In plaats van naar Scheveningen te zeilen en daar om assistentie te vragen, hadden we ook kunnen bijliggen in afwachting van minder wind. Dan was ons – en niet in de laatste plaats de vrijwilligers van de KNRM – een ruige, nachtelijke sleeptocht bespaard gebleven.
  • Er gingen ook dingen goed Het was een goed besluit om niet door te varen, we bleven de situatie meester en veel voorbereidingen hebben hun vruchten afgeworpen. Wat ben ik blij dat ik – bijvoorbeeld – in de kuip haken voor lifeline’s had gemonteerd en in de winter al die losse ijzerbroodjes in de voorste bilge had vervangen voor zandzakken. Een paar maanden later maakten we overigens een prachtige, probleemloze oversteek naar Southwold.